Ik was na vrijdag naar aanleiding van John Wick van plan te schrijven over de aantrekkingskracht van simplistische schietfilms. Na de slachtpartij in Orlando van afgelopen nacht leek dat in eerste instantie niet meer gepast. Toch zijn de verschillen tussen zulke actiefilms en de werkelijkheid illustratief.
Er heerst vaak na een “tragedie” – zoals mensen die geen actie willen ondernemen het zo graag noemen – zoals die in Orlando de neiging om van alles terug te trekken. Vanavond bij de Tony Awards zullen tijdens de uitvoering van een nummer uit Hamilton de musketten achterwege worden gelaten. Na Columbine werd een aflevering van Buffy over een scholier met schietneigingen niet uitgezonden.
Het is aan de ene kant begrijpelijk: je wil mensen op zo’n moment troosten, niet confronteren met wapens. Maar ik zou eigenlijk juist nu graag films kijken als John Wick. Er zit een schietpartij in een nachtclub in. De wereld van de film is bruut en bloederig – en tóch vele malen comfortabeler dan degene waar we ons in bevinden.
Laten we allereerst beginnen met de body count. Volgens het internet legt John Wick in de film 77 mensen om. Dat is veel. Méér dan er gisternacht in de homokroeg Pulse stierven. Maar John Wick moet daar echt moeite voor doen. Zoals meermalen wordt benadrukt is hij één van de meest vervaarlijke killers die er in zijn wereld bestaan; iemand waarvoor zelfs de boogeyman bang is. Hij is niet iemand die in de rondte maait met een AR-15. Integendeel: hij is één en al concentratie en precisie. In een film als John Wick is moorden een kunst die lang niet iedereen kan beheersen – was dat in het echt maar zo.
Dan is er nog de kwestie van de slachtoffers. De enige ware onschuldige die in John Wick sterft is een snoezige puppy. De pakweg 80 doden die er verder vallen zijn stuk voor stuk criminelen en huurmoordenaars – plus natuurlijk de drie die de dood van de puppy op hun geweten hebben. John Wick speelt zich af in een wereld die geheel van de gewone wereld geïsoleerd is: er wordt zelfs met apart geld betaald. Iedereen in die wereld neemt bewust het risico gedood te worden.
Belangrijkst misschien nog wel is de voorspelbaarheid. Als je gaat zitten voor een film als John Wick weet je precies wat je kan verwachten: de held wordt boos gemaakt en dan neemt hij wraak. Het enige dat wisselt zijn de stijl (hier bovengemiddeld goed) en de choreografie – het schieten zelf wordt als het ware geabstraheerd.
Zo bezien kan een film als John Wick haast troostend werken. In het echt komen schietpartijen zoals in Orlando ondanks hun deprimerende regelmaat nog altijd als een donderslag bij heldere hemel. De slachtoffers zijn onschuldige mensen, die niets anders wilden dan een leuke avond uit. Vaak – ook nu weer – gaat het om mensen die toch al niet alles mee hebben in de maatschappij. En het uitvoeren van een dergelijke actie vereist in het echt geen enkele stijl of vaardigheid: het is gekmakend hoe makkelijk het eigenlijk is om zoveel mensen van het leven te beroven. De doden kunnen – mógen – maar geen abstractie worden.
Het is eenvoudig om te vervallen in symboolpolitiek. Er zijn op momenten als dit veel belangrijkere dingen dan popcultuur. Maar die aflevering van Buffy? Die ging uiteindelijk om zelfmoordneigingen en hoe je die kan herkennen. Het weglaten van de musketten is een mooi gebaar, maar Hamilton laat zien hoe doelloos en destructief het kan zijn om direct naar wapens te grijpen.
Het is een handicap, ik weet het – grijpen naar popcultuur om de wereld te proberen te begrijpen. Het werkt niet. De echte wereld werkt helaas niet zo overzichtelijk; doet niet aan nette catharsis. Dus vlucht ik maar fictie in, naar misschien niet heel intuïtieve plekken.