Heb je Lemonade al geluisterd? En de nieuwe Radiohead? Ben je al bij met Game of Thrones? Heb je House of Cards nou nóg niet gezien? A Little Life, die móet je echt gelezen hebben. En niet klagen over spoilers, hoor, als je Civil War echt zo interessant vond had je hem nu al wel gezien.
Een tijdje geleden had ik het over The Long Tail, en dat er tegenwoordig zo weinig echt universele popcultuur is. De tegenhanger daarvan is dat er heeeeel veel interessante popcultuur is, en dat het onmogelijk is om alles te volgen waar in de media (en tussen vrienden) over gesproken wordt.
Annie Zaleski schreef over deze popculturele FOMO (Fear of Missing Out) voor Salon. Zij had het specifiek over muziek, en nog specifieker over het feit dat steeds meer muziekreleases onaangekondigd zijn. Hierdoor krijgen critici niet meer de tijd om rustig te luisteren naar hun recensie-exemplaren om hun mening te vormen. Televisiecritici hebben vaak een soortgelijk probleem: nadat vorig jaar de eerste vier afleveringen van Game of Thrones werden gelekt krijgen recensenten geen screeners meer. Ze moeten de serie gewoon met de rest van het publiek kijken en tot diep in de nacht opblijven om een analyse te tikken.
Maar het probleem is breder dan dat. Natuurlijk is het jammer voor critici dat de waan van de dag heerst en de kliktirannie weinig tijd geeft om dingen te laten bezinken. Maar het publiek krijgt door die hypemachine het idee dat ze links en rechts dingen missen. Het bijhouden van alleen al de hippe popcultuur is een dagtaak.
Ik doe er zelf vrolijk aan mee, natuurlijk. Mijn stukjes voor Vileine gingen tot nu toe over Jessica Jones, Crazy Ex-Girlfriend, Unbreakable Kimmy Schmidt en UnREAL: geen van alle series met veel kijkers, maar wel stuk voor stuk series die interessante thema’s aansnijden en waarover veel gediscussieerd kan worden. Als je de series niet kijkt zou je ervan gaan denken dat je van alles misloopt. Tegelijkertijd heb ik als schrijfster van deze stukjes het idee dat ik ook veel meer mis dan dat ik kijk.
Afgelopen week was ik vrij. Van te voren was ik van plan van alles in te halen – eindelijk zou ik weer mee kunnen praten. Dat heb ik deels ook wel gedaan – ik heb heel het tweede seizoen van Grace and Frankie gekeken (voer voor een aankomend stuk voor Vileine) en ik heb wat afleveringen ingehaald van Outlander (idem), een serie waar ik tegen het einde van het eerste seizoen mee was gestopt.
Toch heb ik ook vooral veel tijd gezonken in een dik boek uit 1992 dat jaren niet verkrijgbaar was: A Place of Greater Safety van Hilary Mantel, over de Franse revolutie. Niet omdat er hype over is – daarvoor moeten we wachten op het derde boek uit de Cromwell-reeks van Mantel. Niet omdat ik er over ga schrijven. Niet omdat er tientallen “takes” en “think pieces” over zijn verschenen.
Ik lees dit boek deels omdat ik dat heb afgesproken met mijn mini boekclubje. Maar vooral omdat het heerlijk is om me weer eens ouderwets onder te dompelen in een dik boek – zonder dat er druk op staat, zonder dat ik me ertoe verplicht voel om bij te blijven.
Het is makkelijk je op te laten jagen door het gevoel dat je bij moet blijven met popcultuur. Het kan allerlei zenuwachtige gedachtes veroorzaken: besteed ik mijn zeldzame vrije tijd wel optimaal? Toch zit er ergens ook wel rust in de gedachte dat je nooit alles zal kunnen zien. Als het toch hopeloos is kan je namelijk net zo goed een lekker dik oud boek zitten lezen. Uiteindelijk gaat het er tenslotte om of je plezier beleeft aan de popcultuur die je kiest – en niet om de eindeloze zee aan popcultuur waar je nooit tijd voor zal hebben.
PS. Wat heeft het plaatje van Cap’s biceps hiermee te maken? Niet veel. Maar ik noem Civil War, en vond dat een goed genoeg excuus.