Afgelopen week herkeek ik (naar aanleiding van een artikel) The Philadelphia Story. Deze romcom uit 1940 met Katherine Hepburn, Cary Grant en James Stewart is heerlijk, grappig … en ontzettend seksistisch.
De seksistische aspecten waren ook de aanleiding voor het stuk van Mallory Ortberg: het neemt de vorm van een serie dialogen waarin hoofdpersoon Tracy Lord (Hepburn) een stuk vriendelijker bejegend wordt dan de film zelf. In de film wordt ze namelijk van alle kanten bekritiseerd door de mannen in haar leven: volgens haar ex-man is ze ongenaakbaar en te kritisch (de film kreeg in Nederland de titel “De bronzen godin”), en van haar vader krijgt ze zelfs de schuld voor zijn vreemdgaan in de schoenen geschoven.
Je leest het goed. Seth Lord, de vader van Tracy, geeft halverwege de film een hele speech waarin hij poneert dat mannen affaires hebben omdat ze hun jeugd missen, en dat ze hiervan weerhouden kunnen worden door de liefde van een jeugdige dochter. Ja, echt. Het is dus omdat Tracy zo koel en afstandelijk was dat hij soelaas zocht in de armen van een jonge danseres.
Onzin, natuurlijk. En bij het kijken van de film kreeg ik, zoals altijd, licht gewelddadige neigingen van die scène, vooral omdat de film hem gelijk lijkt te geven. Aan het eind van de film heeft Tracy haar lesje geleerd: ze is een keer flink dronken geworden, heeft eens wat fouten gemaakt, en heeft daardoor eindelijk wat haar volgens alle mannen ontbrak: begrip voor menselijke zwakte.
Ik zou eigenlijk dus een hekel moeten hebben aan de hele film. Toch heb ik dat niet – integendeel. Er zit namelijk teveel in om van te genieten: de slungelige charme van James Stewart, die zo leuk dronken speelt dat zelfs Cary Grant zijn gezicht niet helemaal in de plooi weet te houden; de droge humor van Ruth Hussey als Elizabeth Imbrie; de allure van Katherine Hepburn.
Het kan samengaan: liefde en een kritische houding. Ik praat het seksisme van The Philadelphia Story niet goed: in de die tijd waren er veel progressievere films, en vooral de houding van Seth Lord is op geen enkele manier te verantwoorden. Maar ik voel me ook zeker niet schuldig voor het keer op keer genieten van de film.
Tegenwoordig wordt kritiek op een popculturele tekst (zoals, ik noem maar eens wat, een computerspel) gelijk gesteld aan een aanval op de mensen die van deze tekst houden. Sommige liefhebbers gaan zo op in hun fandom dat ze niets negatiefs willen horen. Dit zorgt tot een totale vervlakking, waarbij teksten fantastisch kunnen zijn of verfoeilijk, met niets ertussenin. Van geliefde teksten mag je niets zeggen, en als je houdt van teksten die “problematisch” zijn verklaard moet je je daarvoor schamen.
Ik weiger me te schamen voor hoe leuk ik The Philadelphia Story vind. Maar tegelijkertijd ben ik dankbaar voor stukken zoals dat van Ortberg, waarin ze vakkundig en humoristisch alle problemen van de film aan de kaak stelt. Ik denk zelfs, stiekem, dat je dat soort stukken pas goed kan schrijven als je zo’n film keer op keer heb gekeken. Liefde en kritiek sluiten elkaar niet uit – ze kunnen zelfs prima samengaan.