Vanavond wordt in Amerika de allerlaatste aflevering van Mad Men uitgezonden. De serie begon juli 2007, bijna acht jaar geleden. In de serie volgden we de personages een decennium, van 1960 tot 1970.
Er is veel te bewonderen aan Mad Men. De nauwgezette aandacht voor kostuums bijvoorbeeld, die meer doen dan alleen een tijdsbeeld geven. De onvergetelijke, iconische shots. Het is ook te begrijpen dat er zoveel over geschreven is door zoveel slimme mensen: de serie ziet boordevol symboliek, dromen, flashbacks, referenties naar literatuur en vreemde regels dialoog waar je van alles in kan lezen.
Tegelijkertijd was Mad Men ook vaak frustrerend. Dit is deels door de hoofdpersoon: Don Draper, “Mad Man” in de zin dat hij bij een advertentiefirma werkt op Madison Avenue, is bij lange na niet de meest interessante persoon in de serie die om hem draait. Het gaat vermoeien om hem voor de zoveelste keer een brunette te zien versieren, om hem teveel te zien drinken en de volgende ochtend met een kater het kantoor binnen te zien rollen.
Daar komt bij dat de knipogen naar hedendaagse kijkers vooral aan het begin van de serie af en toe wat erg vet onderlijnd waren. Zwangere vrouwen die roken en drinken, personages die voorspellingen voor de toekomst maken waarvan wij weten dat ze niet uit zullen komen: dramatische ironie op basis van historische kennis is leuk, maar je kan het ook overdrijven.
Wat uiteindelijk vooral fascinerend was is om te zien hoe de jaren ’60 geleidelijk in de jaren ’70 overgaan. Het haar wordt langer, de kleren kleurrijker – maar de mensen veranderen ook, of proberen dat tenminste. Sommigen gaan mee met de tijd, sommigen (waaronder Don) blijven steken. Maker Matthew Weiner weet over te brengen hoe maatschappelijke verandering voelt als je er middenin zit, en hoe veel (en hoe weinig) het een leven eigenlijk beïnvloedt.
Neem de vrouwen, bijvoorbeeld. Peggy begint als secretaresse en wordt daarna copywriter, krijgt steeds meer macht: aan haar pad zie je de feministische revolutie van de jaren ’60 plaatsvinden, maar zie je ook hoe geïsoleerd het voor Peggy voelt, helemaal niet alsof ze deel uitmaakt van een beweging. Joan gebruikt haar aantrekkelijkheid om dingen van mannen gedaan te krijgen, omdat ze net iets ouder is en zichzelf dat als overlevingsstrategie heeft aangeleerd. Het werkt soms goed, maar ze blijft daardoor ook steken. Betty, de eerste vrouw van Don, is makkelijk te zien als voorbeeld van de vrouwen waarover Betty Friedan schreef in the Feminine Mystique, onvervuld omdat ze nooit een ambitie heeft ontwikkeld naast huismoeder worden.
Maar gelukkig zijn Peggy, Joan en Betty veel meer dan voorbeelden, symbolen of archetypes. Ze zijn bovenal menselijk: Peggy is ongeduldig en bedroevend weinig vooruitstrevend als het gaat om ras, Joan is buitengewoon efficiënt maar durft af en toe niet voldoende op zichzelf te vertrouwen, en Betty is nogal onvolwassen en bepaald een warme moeder.
Het is een van de voordelen van televisie dat het een heel tijdperk kan beslaan – en weinig series deden dat zo goed als Mad Men.