Het is een veelgehoorde kreet: televisie wordt steeds filmischer. Dat kan je zien aan het type acteurs dat tegenwoordig ook op het kleine scherm verschijnt, aan welbewuste regie-keuzes, aan indrukwekkende cinematografie – maar ook aan subtielere aspecten.
Sommige filmische aspecten vestigen de aandacht op zichzelf. De lange take, bijvoorbeeld: True Detective vestigde zich ermee, en in de nieuwe Netflix-serie Daredevil zit een bijzonder indrukwekkende vechtscène in (kennelijk) één take aan het einde van de tweede aflevering. Er zijn er nog veel meer.
Daredevil doet (in ieder geval in de vijf afleveringen die ik tot nu toe heb gekeken) ook iets knaps dat minder opzienbarend is. Iets dat mij ook al opviel bij de televisieversie van Wolf Hall, waarvan ik laatst de eerste twee afleveringen keek. In de twee series wordt namelijk interessante belichting gebruikt.
Klassieke Hollywood-belichting heeft twee doelen: je moet alles goed kunnen volgen, en de sterren moeten er opperbest uitzien. Het is een hele kunst: als je het goed doet kan je actrices eruit laten zien alsof ze van binnen licht gloeien, zoals Ingrid Bergman in Casablanca of Grace Kelly in Rear Window.
Zoals al lang bekend in de filmwereld kan belichting echter ook gebruikt worden om thematiek, sfeer of emotie over te brengen. In The Innocents werd (heftig flikkerend) kaarslicht gebruikt om het beperkte perspectief en de opgejaagdheid van de hoofdpersoon te onderstrepen. In Barry Lyndon gebruikte Kubrick alleen natuurlijk licht als een uitdaging voor zichzelf, maar ook omdat het verhaal zich afspeelt in een tijd voor elektriciteit.
Veel kijkers klagen dat Daredevil veel te duister is – letterlijk (en in sommige gevallen ook metaforisch). De duisternis zal zonder twijfel op zijn minst ten dele een truc zijn om het relatief lage budget te verhullen. Maar de vaak gebrekkige belichting maakt onderdeel uit van een interessant spel dat de regisseurs spelen met wat je wel en niet kan zien – toepasselijk, voor een serie met een blinde man als hoofdpersoon. In de eerder vermelde vechtscène in aflevering 2 verdwijnt de actie steeds achter deuren: vast handig om acteur Charlie Cox en zijn stuntpersoon van plek te laten verwisselen, maar ook spanningsverhogend.
In aflevering 4 gebruikt Daredevil het feit dat hij kan zien in het donker, en zijn tegenstanders niet. En in aflevering 5 draait de camera rond op de achterbank van een taxi, waar ook een blinde Aziatische man zit. Je ziet opeens Daredevil staan, en even later weer niet. Net als de blinde man heb je op de situatie geen zicht.
Wolf Hall is kennelijk, net als Barry Lyndon, geheel zonder elektrisch licht opgenomen. Er is vooral ook veel kaarslicht in het holst van de nacht. Waarschijnlijk was hier, net als bij Barry Lyndon, realisme een motivatie: Wolf Hall gaat over Thomas Cromwell en Henry VIII. Maar er is meer aan de hand: de belichting verhoogt het gevoel van onzekerheid van de serie, die ook tussen verschillende tijden springt en niet altijd duidelijk maakt welke Thomas er nu weer bedoeld wordt.
Televisie wordt inderdaad steeds filmischer – en daarom des te interessant.
april 26, 2015 om 2:24 pm
Het beste voorbeeld van filmische series is naar mijn idee momenteel Steven Soderberghs The Knick, waarin hij de experimenteerlust uit een deel van zijn filmografie enthousiast op bijna elke aflevering loslaat. Van een knokscène geheel in een vage waas gefilmd, over de schouder van één van de deelnemers, tot de gekmakende montage die de afkickverschijnselen van de protagonist voelbaar maakt. Dat is dan wel weer zo’n typische antiheld van de hedendaagse televisie, maar puur op het gebied van filmmaken steekt The Knick met kop en schouders boven de rest uit. Met veel kaarslicht en duistere scènes, waarbij Soderbergh optimaal gebruikt maakt van zijn tegenwoordige digitale esthetiek om zo weinig mogelijk belichting te hoeven gebruiken.
april 27, 2015 om 11:29 am
The Knick is inderdaad fantastisch gefilmd. Ik zou zeggen dat waar Daredevil de belichting tot op zekere hoogte expressionistisch gebruikt, the Knick eerder impressionistisch is. En het speelt ook heel erg met wat je wel en niet ziet. Ik denk dan bijvoorbeeld aan die scène waarin de camera de zuster volgt die rond de kamer de gordijnen opendoet, bijvoorbeeld, in plaats van op de hoofdpersonen te blijven, of aan die scène waarin ze aan de rellen in het ziekenhuis proberen te ontsnappen en je geheel in het hoofd van Algernon blijft en dus alleen het witte laken ziet waaronder hij verscholen zit, waarbij de rest van de actie via geluid wordt verteld.