Afgelopen vrijdag zag ik op het filmfestival van Rotterdam de documentaire Life, Itself, over het leven van filmcriticus Roger Ebert. Zijdelings werd daarin een vraag naar voren gebracht: wat hoort filmkritiek eigenlijk te zijn? Het onderwerp komt ook aan bod in het Critic’s Choice-programma van het IFFR, in het kader waarvan de film werd vertoond (en, full disclosure, waar ik zelf ook aan meedoe).
Ebert stond qua invalshoek aan de populistische kant. Hij schreef doordachte recensies voor de Chicago Sun-Times die nog steeds zeer de moeite van het lezen waard zijn, maar beroemd werd hij vooral door zijn televisieprogramma met Gene Siskel, waarin het eindoordeel werd teruggebracht tot een wel erg simplistisch, binair systeem: duim omhoog of duim omlaag.
Hij werd hiervoor aangevallen door Richard Corliss van Film Comment. Kritiek moest meer zijn dan alleen consumentenadvies, meer dan alleen een soundbite en een beoordeling. Hij heeft natuurlijk gelijk – en Ebert gaf hem dat ook grotendeels in een antwoord.
Ik bewonder het populisme van Ebert: hij keek niet neer op mainstreamfilms, maar was er tegelijkertijd van overtuigd dat het publiek ook van “moeilijkere” films kon houden. Ook ondersteunde/lanceerde hij de carrières van filmmakers als Werner Herzog, Errol Morris, Ramin Bahrani en Ava DuVernay.
Aan de andere kant lees ik zelf recensies niet hoofdzakelijk omdat ik wil weten of een film de moeite waard is. Belangrijker vind ik dat een recensie aangeeft wat voor een film het is: wat voor een sfeer het ademt, welke kijk het heeft op de wereld, hoe de scenarioschrijver het verhaal structureert en hoe de regisseur het in beeld brengt. De beste recensies zijn recensies waardoor ik de film vanuit een ander perspectief ga bekijken, of ik het eens ben met het eindoordeel van de recensent of niet.
Wat betreft de recensies die ik zelf schrijf: het bijdragen aan de kleur van het tomaatje op rottentomatoes of aan een gemiddelde score is nooit echt een doel geweest. Interessanter vind ik het om te kijken naar de socio-culturele aspecten van een film, om een thematische lijn eruit te pikken en te analyseren, of om het in een specifieke context te plaatsen.
Nu deed Roger Ebert in zijn recensies al deze dingen regelmatig. Hij heeft niet voor niets de Pulitzer-prijs gekregen – hij wist altijd zonder pretentie en op heldere toon de essentie van een film te vangen. Hij was in zijn eindoordelen vooral later in zijn leven soms wat mild, maar bood nog steeds vaak nuttig inzicht. Van het genre van de “standaard-recensie” vormt hij ongetwijfeld het ideaal.
Maar wat mij vooral duidelijk is geworden door de vele gesprekken van de laatste paar dagen in het kader van het Critic’s Choice programma op het IFFR is dat er niet één juiste koers is voor de toekomst van de filmkritiek. Er is plaats voor de goed geschreven recensie, maar liefst bestaat er daarnaast een heel spectrum aan invalshoeken, aanpakken en ook vormen naast elkaar: van academisch artikel tot supercut, van associatief video-essay tot diepgravende analyse van oppervlakkige dingen.