Gisteren was ik op kraambezoek bij vrienden; ik heb nu zo’n beetje die leeftijd. Mijn eigen biologische klok beperkt zich gelukkig tot af en toe een schuwe tik. Het idee van een baby of zelfs een zwangerschap lukt me gewoonweg niet me voor te stellen. Het wil mijn hoofd niet in.
Als ik al dagdroom over mogelijk nageslacht zie ik mezelf een kind vooral leiden door de wereld van de popcultuur, een ontdekkingsreis door alle dingen die mij ooit ook hebben verwonderd. Er zijn honderden boeken die ik af zou kunnen gaan, beginnend bij Borre en de nachtzwarte Kat, Max en de maximonsters en The Monster at the End of this Book (de taalbarrière is voor dit denkbeeldige kind natuurlijk geen enkel probleem). Daarna het oeuvre van Roald Dahl, de Thule-trilogie van Thea Beckman, Jane Eyre… en dan beetje bij beetje richting de lievelingsboeken in de kast.
Qua films lijken de grote stomme komieken, Chaplin en Keaton aan kop, me een natuurlijk beginpunt, maar ik zou ook graag naast iemand te zitten die voor het eerst Indiana Jones ziet, of the Princess Bride. Qua strips vanaf ongeveer zes jaar een zorgvuldig gekozen selectie uit Calvin and Hobbes, en Asterix en Kuifje natuurlijk ook, en wekelijkse uitstapjes naar de stripwinkel.
Deels komt deze impuls voort uit de overvolle kasten vol boeken en blu-rays. Ergens wil je zoiets toch nalaten: de steeds grotere stapel Donald Ducks, de Lemniscaat-boeken die ik zelf keer op keer herlas en het rijtje boeken van grappige vrouwen, de zorgvuldig verzamelde films in Criterion-uitgave… Het is niet per se om het geld – dat is er tegenwoordig wel – maar meer omdat het zo zonde voelt als maar één of twee personen gebruik van maken van die weelde.
Natuurlijk zijn daadwerkelijke kinderen geen legen hulzen die je naar eigen voorkeur kan volladen. Alle moeite van mijn moeder ten spijt is haar liefde voor klassieke muziek en Nederlandse romans uit het fin-de-siècle niet besmettelijk gebleken. Het boek waar ik naar vernoemd ben – Van de koele meren des doods – vind ik eigenlijk een draak. Daar komt nog bij dat de meeste mensen tussen de vijf en vijftien, ondergetekende incluis, niet bepaald neigen naar een goede smaak. Je zal maar een Adam Sandler-fan baren.
Misschien moeten we terugkeren naar het concept van de peetouders. Ouders waren er voor de opvoeding van dag tot dag, maar peetouders hoorden te zorgen voor de spirituele opvoeding. Nu zie ik het nut van dat laatste niet zo, maar misschien is er een plek voor peetouders die zorgen voor popculturele opvoeding. Iemand die een kind de hele jeugd lang voorziet van goede boeken, films en muziek. Iemand die ervoor zorgt dat een kind weet wie Bob Dylan is (een voor mij totaal onverklaarbare lacune in de opvoeding van mijn vriend).
Eigenlijk wil ik vooral mijn eigen vooroordelen en smaak bot kunnen vieren – en liefst dat kind daarna weer naar huis kunnen sturen. Dus: heeft er iemand in de regio Eindhoven misschien een peetkind voor me in de aanbieding?
september 28, 2014 om 1:01 pm
Hmmmm.. ik denk dat ik niet zo’n goede vader zou zijn. Wel wat betreft de cultuurjehova uithangen, maar zoals je zelf aan aangeeft in je column laten kids zich niet zo snel beinvloeden door wat hun ouders goed vinden. Sterker nog: hoe harder je probeert ze te vertellen dat iets goed is, hoe harder ze het niet van je zullen aannemen. Dus blijf ik wel kinderloos 🙂